guido_en_katrien.jpg

Guido's gouden raad!

02/10/2018 - 12h

Beste Guido,

Kan je iets vertellen over jouw carrière bij ACLVB?

Mijn tewerkstelling bij de ACLVB nam in november 1975 een aanvang als medewerker van de Juridische Dienst . Ik bleef mijn volledige loopbaan trouw aan deze dienst. Mijn functie bestond hoofdzakelijk uit dossierbeheer van juridische geschillen, met o.a. het voor de Arbeidsrechtbank behartigen van de belangen van onze leden. Door de jaren heen evolueerde deze dienst sterk. Zo liet de uitbreiding van het personeel toe dat medewerkers zich meer en meer konden specialiseren in een bepaalde tak van het sociaal recht. Voor mij betrof dit de sociale zekerheid met o.a. de betwistingen inzake arbeidsongevallen, beroepsziekten, pensioenen, minder-validen, enz.
Ik heb het nooit onder stoelen of banken gestoken dat ik naast mijn werk in de Juridische Dienst ook steeds graag mijn medewerking heb verleend aan de Vormingsdienst. Les geven in de vorming zag ik als iets preventiefs en informerend, terwijl het dossierbeheer gericht was op situaties waarbij reeds concrete juridische geschillen ontstaan waren. Naar mijn aanvoelen sloten beide bij elkaar aan.

Waarom en hoe ben je bij de vormingsdienst terecht gekomen? Herinner je je nog waarover je eerste lessen gingen?

Het les geven was destijds nauw verbonden met de functie van medewerker in de Rechtskundige Dienst. Van dossierbeheerders en volmachtdragers werd verwacht hun ervaring en kennis aan te wenden in de vorming, wat toen de “Kaderschool” noemde.
Op deze wijze werd mij reeds kort na mijn indiensttreding gevraagd  door het toenmalig diensthoofd, Luk De Vos, om een zieke collega te vervangen. Ik herinner mij nog levendig dat dit een les in Dilsen – Stokkem betrof. Na een verre autorit kwam ik in een klein dorpscafé terecht dat overvol zat met tientallen cursisten. Voor andere klanten was de zaak gesloten, maar die zouden toch geen plaats meer hebben gehad; zo druk was de zaal bezet.
Ook het onderwerp kan ik me nog goed herinneren, nl. “De wet inzake arbeidsongevallen” . Toeval of niet, deze wetgeving bleek later een groot deel van mijn werk in de Rechtskundige Dienst te omvatten.

Zal je het les geven missen? Zo ja, wat vooral?

Het is een cliché, maar er is een tijd van komen en gaan. Een nieuwe generatie met een mogelijk andere of vernieuwde aanpak is nu aan de beurt. In de centra verdwenen er mettertijd ook veel “vaste gezichten”.
Ik denk echter met een zeer goed gevoel terug aan deze vormingen. Een goed verlopen les zorgde steeds voor een gevoel van voldoening, iets wat moeilijk te beschrijven valt.
Vele gedreven cursisten en gemotiveerde monitoren staan in mijn geheugen gegrift!

Wat is volgens jou de belangrijkste doelstelling van een vormingsdienst?

De deelnemers weerbaar maken.
Dit kan op verschillende wijzen, maar voor mij was dit vooral het bijbrengen van de sociale wetgeving en dit zo praktisch mogelijk verduidelijken. De mensen niet naar huis sturen met holle slogans maar ze inhoudelijk iets mee te geven.
Mijn bedoeling was het verschaffen van informatie en de deelnemers een ruimere kijk te bezorgen; hen te wapenen voor latere besprekingen of situaties waarmee zij te maken kunnen krijgen.

Mocht je diensthoofd zijn van Comé voor één dag! Wat zou je veranderen?

Dit is een moeilijke vraag. Comé beschikt over gedreven medewerkers die reeds vele goede ideeën in praktijk omzetten.
Mocht ik toch een dag op die stoel zitten dan zou ik met de dienst een brainstorming doen om bv. trouwe cursisten of diegenen die de cursussen in praktijk goed hebben toegepast op één of andere wijze te belonen.
Ook het aantrekken van jeugdige cursisten zou ik daarbij aan bod laten komen. Zoeken naar initiatieven om een jonger publiek te bereiken en bij hen via de vorming sociale en syndicale interesse op te wekken.

Moet Comé zich beperken tot louter syndicale thema’s?

Een goede mix van syndicale en algemene thema’s lijkt me aangewezen en kunnen elkaar aanvullen. De vormingen mogen m.i. zich inhoudelijk niet enkel richten naar syndicale onderwerpen voor actieve militanten. Dit lijkt me een te eng aanbod.
Vormingen in het weekend met o.a. onderwerpen van meer algemene aard verdienen nog steeds hun plaats in het lessenpakket. Ik vind het hierbij positief dat deze lessen ook kunnen worden gevolgd door personen die niet (meer) actief militant zijn. Met een ruimer aanbod bereikt men meer mensen.

Welke evolutie heb je de vorming gedurende je loopbaan zien maken?

Als ik terugblik is er wel veel gewijzigd.
Het aanbod is uitermate verruimd. Ik herinner mij de periode waarbij de weekendvormingen de hoofdbrok waren, aangevuld met enkele vormingsdagen voor een beperkt aantal sectoren.
Ook de accommodaties zijn aanzienlijk verbeterd. Rokerige, muffe, al te grote of te kleine zaaltjes behoren intussen gelukkig tot het verleden.  

Zijn de deelnemers veranderd in de loop der jaren?

De deelnemers zijn alvast mondiger en spontaner geworden. Vroeger had men vaak groepen met een paar “woordvoerders” terwijl, naar mijn aanvoelen, thans meer cursisten een inbreng hebben.
Ook vragen van persoonlijke aard worden nu geregeld van uit de groep aangebracht. Vroeger kwamen deze nagenoeg enkel tijdens de pauze of na de les aan bod.
Een verhoogde participatie heb ik steeds als een positieve evolutie aangevoeld.

Welke raad geef je aan nieuwe lesgevers?

Iedere lesgever dient zijn eigen weg te zoeken en zijn of haar eigen persoonlijkheid aan te wenden. Geen “act” waarbij men een bepaald model wenst te imiteren; gewoon vertrekken vanuit de eigen sterke punten.
Inhoudelijk is een goede voorbereiding betreffende het onderwerp van de cursus zeer essentieel. Men moet daarbij proberen te anticiperen op alle mogelijke en soms niet onmiddellijk te verwachten vragen of opmerkingen van de cursisten.
En uiteraard veel respect betonen voor de cursisten. Dit houdt o.a. in volle aandacht besteden aan de vragen of opmerkingen. Daarbij zich ook proberen te verplaatsen in hun situatie en rekening houden met hun verwachtingen.
Tenslotte het hanteren van een “klare taal” om inhoud van de les begrijpelijk over te brengen. Zo heb ik bv. steeds gepoogd om een “juridisch jargon” te vermijden of minstens te verduidelijken.

Heb je enig idee van het aantal lessen dat je hebt gegeven?

Zoals reeds aangegeven was ik steeds voltijds tewerkgesteld in de Juridische Dienst en was mijn medewerking aan de vorming hoofdzakelijk weekendwerk. Bovendien heb ik geen lijstjes bijgehouden.
Een rekenoefening doet me echter vermoeden dat ik wellicht de kaap van 1000 lessen heb overschreden.  Doch het aantal doet er mij niet zoveel toe. Ik blik tevreden terug op deze medewerking aan de vorming en ik hoop dat de cursisten daar eveneens een goede herinnering aan hebben overgehouden.  

Bedankt Guido!